Feodaliteit in strikte zin verwijst naar het tijdperk van het Europese leenstelsel en de leenroerigheid der Middeleeuwen en roept dan vaak het beeld op van ridders en burchten. Nochtans is het feodaal systeem niet beperkt tot Europa en heeft het een algemenere historische en sociologische betekenis.
Zo zijn in de babylonische samenleving ten tijde van Hammoerabi reeds elementen van de feodale samenleving terug te vinden zoals de immuniteiten en priveleges van de krijgsheren en militairen en de agrarische economie, die vanuit tempelautoriteiten geleid werd.
De term leenstelsel wordt aangewend in twee verschillende betekenissen. De ene is algemeen, sociologisch en typeert een vorm van organisatie van de maatschappij. De ander is technisch, juridisch. Sociologisch gezien dan is het leenstelsel typisch voor een menselijke samenleving met de volgende kenmerken: een sterk ontwikkeld systeem van persoonlijke afhankelijkheidsbanden met een aristocratie van beroepskrijgers, wier materiële basis bestaat in land, dat hun werd verleend en dat door afhankelijke landbouwers voor hen werd bewerkt. De grondbezitters oefenen over deze afhankelijke bevolking van hun domeinen als heren en eigener autoriteit een aantal gezagsrechten uit, die in moderne tijd normaliter aan de staat zijn voorbehouden.
Zo men wil, kan men in het leenstelsel in ruime zin vier aspecten vooropstellen als essentieel en karakteristiek: a. een militair aspect: beroepskrijgers zijn door persoonlijke banden van trouw aan een heer verbonden en worden op grond door hem bevoorrecht; b. een economisch aspect: de landbouweconomie is zo ingericht dat ze de krijgersklasse een vast inkomen verzekert, zodat ze vrij blijft voor haar specifieke niet-agrarische activiteiten; het accent van het economische leven valt op de landbouw, het handelsverkeer is onontwikkeld; c. een politiek aspect: de bevoorrechte krijgers oefenen eigener autoriteit talrijke gezagsrechten uit, hetgeen zover kan gaan dat zij het centraal staatsgezag zijn of er zich als volledig onafhankelijk van gaan gedragen; d. een staatsrechtelijk aspect; talrijke functies van openbaar belang, rechterlijke, militaire enz.worden uitgeoefend krachtens persoonlijke, vazallitische verplichtingen i.p.v. krachtens verplichtingen aan de gemeenschap of aan het staatshoofd als staatshoofd.
VAN CAENEGEM in Historische Winkler Prins Encyclopedie, lemma 'Leenstelsel'.
Voor de technisch, juridische betekenis van het Europese leenstelsel der Middeleeuwen onderzoekt men de betekenissen van Commendatio en Beneficium.
Typerend voor de feodale samenleving is dat het een standenstaat betreft met vier typische te benoemen standen;
Zo zijn in de babylonische samenleving ten tijde van Hammoerabi reeds elementen van de feodale samenleving terug te vinden zoals de immuniteiten en priveleges van de krijgsheren en militairen en de agrarische economie, die vanuit tempelautoriteiten geleid werd.
De term leenstelsel wordt aangewend in twee verschillende betekenissen. De ene is algemeen, sociologisch en typeert een vorm van organisatie van de maatschappij. De ander is technisch, juridisch. Sociologisch gezien dan is het leenstelsel typisch voor een menselijke samenleving met de volgende kenmerken: een sterk ontwikkeld systeem van persoonlijke afhankelijkheidsbanden met een aristocratie van beroepskrijgers, wier materiële basis bestaat in land, dat hun werd verleend en dat door afhankelijke landbouwers voor hen werd bewerkt. De grondbezitters oefenen over deze afhankelijke bevolking van hun domeinen als heren en eigener autoriteit een aantal gezagsrechten uit, die in moderne tijd normaliter aan de staat zijn voorbehouden.
Zo men wil, kan men in het leenstelsel in ruime zin vier aspecten vooropstellen als essentieel en karakteristiek: a. een militair aspect: beroepskrijgers zijn door persoonlijke banden van trouw aan een heer verbonden en worden op grond door hem bevoorrecht; b. een economisch aspect: de landbouweconomie is zo ingericht dat ze de krijgersklasse een vast inkomen verzekert, zodat ze vrij blijft voor haar specifieke niet-agrarische activiteiten; het accent van het economische leven valt op de landbouw, het handelsverkeer is onontwikkeld; c. een politiek aspect: de bevoorrechte krijgers oefenen eigener autoriteit talrijke gezagsrechten uit, hetgeen zover kan gaan dat zij het centraal staatsgezag zijn of er zich als volledig onafhankelijk van gaan gedragen; d. een staatsrechtelijk aspect; talrijke functies van openbaar belang, rechterlijke, militaire enz.worden uitgeoefend krachtens persoonlijke, vazallitische verplichtingen i.p.v. krachtens verplichtingen aan de gemeenschap of aan het staatshoofd als staatshoofd.
VAN CAENEGEM in Historische Winkler Prins Encyclopedie, lemma 'Leenstelsel'.
Voor de technisch, juridische betekenis van het Europese leenstelsel der Middeleeuwen onderzoekt men de betekenissen van Commendatio en Beneficium.
Typerend voor de feodale samenleving is dat het een standenstaat betreft met vier typische te benoemen standen;
- De Priesters, de clerus, de intellectuelen (Kelken)
- De Adel, de militairen, de industrielen, de politici (Zwaarden)
- De Handelaars, de burgerij (Munten)
- De Boeren, de arbeiders, de lijfeigenen (Staven)
Feodaliteit in zijn algemeen historische en sociologische betekenis vormt een vast onderdeel van de historisch-dialektische analyse van marxistische denkbeelden. |
Uit de inhoudsopgave van Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 89 uit 1974; De feodale samenleving en de feodaliteit. |
Elfri Juridische Informatie: Feodaliteit
Geen opmerkingen:
Een reactie posten